Tijdens mijn minor Digital Marketing kwam datavisualisatie aan bod. Een van de opdrachten waaruit je kon kiezen, was om een interactieve datavisualisatie te maken. Ik had er voor gekozen om tijdens deze opdracht met Power BI aan de slag te gaan. Als case had ik gekozen om mijn gegevens van WhatPulse te analyseren. WhatPulse is een programma dat het aantal kliks en toetsaanslagen bijhoudt wanneer je aan het computeren bent. Ik heb dit programma al een aantal jaren op mijn computer draaien en het is soms best leuk om de statistieken te zien. Voor de analyse gebruikte ik de data van mijn laptop die ik thuis en voor school gebruik.

Whatpulse 1

 

Uit de analyse bleek bijvoorbeeld dat ik op zaterdag zichtbaar minder achter de computer zit dan de rest van de week. Ook kon ik zien welke applicaties ik het meeste gebruik op basis van het klikgedrag en op basis van het aantal toetsaanslagen. Zelfs het aantal gedownloade en geüploade bytes wordt bijgehouden door WhatPulse.

 

 

Whatpulse 2

Een interessant feit vond ik NetBeans. Dit programma gebruik ik voornamelijk voor het programmeren in Java. Dit werd vanuit school aangeraden en dit programma gebruikte ik dus ook voornamelijk voor school. Wat blijkt: ik heb Netbeans alle dagen van de week ongeveer evenveel gebruikt, maar ik heb programma totaal niet op zaterdag gebruikt (op zaterdag vier ik weekend, dus even geen school ;-)).

 

Whatpulse 3

Ook vond ik het grappig dat ik precies kon terugzien wanneer ik vakantie heb gehad of afwezig was. Ook in de maanden Juli en Augustus zie je minder activiteit, omdat ik in de vakanties bij Practicom werk.

Tijdens de minor Digital Marketing moesten we een onderwerp met betrekking tot ‘de basics of the web’ uitdiepen en hier een artikel over schrijven. Ik had ervoor gekozen om een artikel te schrijven onderwerp ‘API’. Het begrip API staat voor voor Application Programming Interface. Een API wordt gemaakt om een computerprogramma te laten communiceren met een ander computerprogramma.

Veel grote bedrijven als Google, Facebook & Twitter bieden een API aan om software ontwikkelaars te laten communiceren met hun systemen. Een ontwikkelaar kan hiermee bijvoorbeeld data opvragen of juist een bericht plaatsen op het medium.

Om data te versturen, zijn er een aantal standaarden ontwikkeld om data uit te wisselen. De bekendste hierin zijn:

  • CSV (Comma Seperated Values): Dit is een eenvoudig en oud databaseformaat. Het bestaat uit tekstgegevens. Elke item staat op een nieuwe regel en waardes worden gescheiden met komma’s.Een voorbeeld is:
    jaar,merk,type,omschrijving,prijs
    1997,Ford,E350,”airco, abs, moon”,3000.00
    1999,Chevy,”Type “”Extended Edition”””,,4900.00
    1996,Jeep,” Grand Cherokee “,”IS VERKOCHT!
    air, moon roof, loaded”,4799.00
  • XML (Extensible Markup Language): Dit is een gegevensformaat om complexe gestructureerde gegevens weer te geven in platte tekst.Een voorbeeld is:
    <?xml version=“1.0” encoding=“utf-8”?>
    <playlist name=“mylist” xml:lang=“en”>
    <song>
    <title>Little Fluffy Clouds</title>
    <artist>the Orb</artist>
    </song>
    <song>
    <title>Goodbye mother Earth</title>
    <artist>Underworld</artist>
    </song>
    </playlist>
  • JSON (Javascript Object Notation): Deze notatie is oorspronkelijk ontstaan uit de programmeertaal Javascript. Inmiddels is er een grote diversiteit van programmeertalen die kan omgaan met JSON-data. Het is een gegevensformaat om data-objecten om te zetten in leesbare tekst. Het bestaat uit attributen met bijbehorende waarde. Daarbij zijn er verschillende constructies te onderscheiden.
    • getallen: 3.15
    • strings: “dit is een string”
    • de letterlijke waardes true, false en null
    • array-initialisers: [ waarde , … ]
    • object-initialisers: { string : waarde , … }

    Een voorbeeld is:
    [ {
       “Naam”: “JSON”,
       “Type”: “Gegevensuitwisselingsformaat”,
       “isProgrammeertaal”: false,
       “Zie ook”: [ “XML”, “ASN.1” ]
     },
     {
       “Naam”: “JavaScript”,
       “Type”: “Programmeertaal”,
       “isProgrammeertaal”: true,
       “Jaar”: 1995
     }
    ]

Er zijn diverse protocollen ontwikkeld voor API’s die via het World Wide Web beschikbaar zijn. Enkele voorbeelden:

  1. SOAP (Simple Object Access Protocol): Dit is een redelijk streng protocol (het verwacht een specifieke structuur) waardoor het soms moeilijk te implementeren is. Het wordt bijvoorbeeld veel gebruikt bij banken.
  2. XML/RPC (Remote Procedure Call): Dit is een protocol dat gebruik maakt van XML om webservices aan te spreken.
  3. RSS (Really Simple Syndication): Dit is een protocol voor het aanbieden van een webfeed. Een webfeed is een alternatieve, versimpelde manier om online inhoud te delen. Het wordt bijvoorbeeld veel gebruikt op nieuws websites. Deze sites delen dan bijvoorbeeld een titel van een nieuwsbericht en de bijbehorende URL, zodat gebruikers die zich hebben geabonneerd op de RSS-feed de nieuwste berichten binnen krijgen middels een RSS-lezer.
  4. REST (Representational State Transfer): Dit is een protocol welke eigenlijk een manier is om een API op te zetten waarbij performance, betrouwbaarheid en schaalbaarheid belangrijk is.

De eerste 3 protocollen gebruiken XML als gegevensformaat. Tegenwoordig zie je dat bedrijven het vaakst REST gebruiken als zij een API aanbieden. Hierbij gebruiken ze dan vaak JSON als gegevensformaat. Een reden hiervoor is dat JSON eenvoudiger is te interpreteren dan XML en daarnaast een stuk compacter is.